Medio maart 1990 doe ik het voor het eerst op een potje. Per augustus 1990 heb ik de luiers vaarwel gezegd en ben ik zindelijk. Sterker nog: nadien poep ik wel vier keer per dag!

Hier kún je als kind je behoeften op doen.

Het zijn ongetwijfeld mooie tijden, vooral voor billenwasser en moeder Wilma. Gelukkig is het verontrustend hoge aantal ontlastingen per dag inmiddels ingeperkt tot tweemaal daags. Maar zoals een vos nooit zijn streken verliest en elke regel zo zijn uitzondering kent, zitten er voor mij nog altijd bijzonder productieve dagen bij. Op zulke momenten is niet Wilma, maar de producent van vochtige doekjes .

Archief
Tijdens het bestuderen van mijn persoonlijke archief zijn er na mijn eerste succes op het potje meer memorabele momenten aan het licht gekomen. Een veelheid aan gedocumenteerd jeugdsentiment in zijn puurste vorm, met daarbij zelfs enkele noemenswaardige mijlpalen.

Mijn eerste keer afzwemmen, het behalen van mijn strikdiploma, het winnen van de gouden penseel, verkozen worden tot Prins Carnaval op de basisschool en ‘Meest scorende speler’ bij Vreeswijk D5 en niet te vergeten: de hoofdrol tijdens de eindmusical in groep 8. Daarbij moet ik aantekenen dat ik de gouden penseel in groep 6 heb gewonnen, omdat ik simpelweg een indiaan uit een boek heb overgetrokken. Dat wist ik, maar dat wist juffrouw Edith niet. Iedereen een ouderwetse loer gedraaid dus. Wat ben ik toch een bengel.

Au.

Aan alle bovenstaande successen gaan flink wat letterlijke kopzorgen vooraf, zo blijkt. Volgens mijn informatie, die m’n oma in haar dagboek over mij heeft opgeschreven, ben ik in mijn vroeger jaren een hartstochtelijk ‘hoofdbonker’ geweest. Tot voor kort had ook ik nog niet van dit fenomeen gehoord. Maar ik ben het levende bewijs en wat voor één. Ik citeer: “Hij blijft nog steeds bonken op iets wat hard is. Z’n voorhoofd is van beton, volgens mij.” Was getekend begin 1990. Het ging weer even een aantal maanden beter, tot om en rond oktober van datzelfde jaar. Deze keer schreef ze: “Driftbuien heeft hij weer genoeg. Op ’n nacht heeft hij een uur liggen bonken. De buren hebben het gehoord!”
Mijn moeders analyse is al niet veel rooskleuriger. “Slaat veel. Iedereen. Zomaar zonder reden. Dagen achter elkaar chagrijnig, agressief.” Alsof dat nog niet voldoende is, staat onderaan het blaadje genoteerd “haren trekken, bijten”. Uiteraard zit dit niet in m’n natuurlijke aard. Een voedselallergie blijkt uiteindelijk de kwelgeest van mijn ontstekingsmechanisme.

Zwijn
Dat ik tegenwoordig nog wel eens maling kan hebben aan de eetfatsoensnormen, blijkt ook niet compleet uit de lucht gegrepen. Merlijn is net een zwijn, en dat rijmt. “’s Avonds eten is net ’n film. De , heerlijk met z’n handjes in ’t bordje en lekker knijpen zodat ’t tussen z’n vingers uitkomt. En als hij er de pest in krijgt dan vliegt z’n bord eten door de lucht. Ook de vla of yoghurt wordt soms omgekeerd of als ’n vliegende schotel gebruikt. Zijn brillenglazen zijn soms helemaal beslagen van ’t vuil, maar ’t blijft ’n heerlijk klein boefje.”